Lieven Annemans (DS 4 mei) bracht zinvolle oplossingen op tafel om de kostprijs van nieuwe geneesmiddelen onder controle te houden, maar op zoek naar een nieuwe aanpak moeten we nog veel ruimer durven denken. Annemans’ recept is duidelijk: maatschappelijke grenzen stellen, contracten aangaan op basis van het werkelijke resultaat van de geneesmiddelen en de winsten nauwgezet opvolgen. Maar er zitten enkele barstjes in het recept. In plaats van extra beperkingen op te leggen, moeten we op zoek naar meer fundamentele en totaal vernieuwende oplossingen. Prijs en winst begrenzen? Grenswaarden voor de prijs van een behandeling? Tot voor enkele jaren was de norm ± €40.000 per gewonnen gezond levensjaar; dat cijfer schoof geruisloos op naar €100.000. Elke bovengrens is een ‘benchmark’ waarop bedrijven, studies en evaluaties zich richten. De grenswaarde verschuift omdat de meest onmisbare behandelingen toch iets hoger gewaardeerd worden. De grenswaarde is misschien zelfs een oorzaak waarom het huidige model niet meer haalbaar is. Winsten en winstuitkeringen opvolgen en begrenzen? Bedrijven hanteren in elk land andere prijzen, al naar gelang de koopkracht en het systeem van de sociale zekerheid. Een AIDS-remmer is in Afrika goedkoper dan in Europa of in de VS. De winst verschilt in elk land en multinationals kunnen er makkelijk mee schuiven. Nationaal (of internationaal, na consolidatie?) ‘excessieve winst’ begrenzen is dus niet evident. Gezondheidsproductie meetbaar maken We focussen dit debat op ‘de prijs van het geneesmiddel’ en baseren de terugbetaling op de resultaten van een beperkt aantal studies. Het hele zorgsysteem wordt zo goed als uitsluitend gestuurd door lijsten van prestaties en kosten: Wat doen we voor de patiënt ? Hoeveel kost dat, individueel en globaal? Die vragen beheersen de ziekteverzekering en het debat over de kostprijs van geneesmiddelen draait er ook rond. Eigenaardig genoeg meten we de feitelijke output van de gezondheidszorg nooit, namelijk ‘de hoeveel gezondheid die we produceren’; hoewel dat toch het doel is. Daar komt verandering in. De combinatie van telemonitoring, genoom analyse en vlotte digitale gegevensdeling maken het mogelijk de ‘gezondheidsproductie’ meetbaar te maken: individueel, voor populaties patiënten en voor de hele bevolking. We kunnen beter inschatten hoe ziek een patiënt is en waarom. We kunnen meten hoe goed of hoe snel een behandeling aanslaat. Voelt de patiënt zich echt beter? Systematisch klinische parameters verzamelen en analyseren wordt makkelijk. Therapeutische resultaten zoals de patiënt die ervaart (patient reported outcomes) worden een graadmeter. Twee mentale knoppen omdraaien Willen we de effectieve gezondheidsproductie van elke behandeling als norm gaan hanteren voor de vergoeding ervan, moeten we twee mentale knoppen omdraaien. Het documenteren van elke behandeling, inclusief de therapeutische resultaten en de persoonlijke ervaringen van elke patiënt, moet de norm worden. Klinisch onderzoek kan best een indicator blijven, maar de echte waarde van behandelingen kunnen we beter permanent puren uit de verzamelde gegevens van alle behandelde patiënten. Dit veronderstelt een tweede cultuuromslag: we moeten af van onze angst en objecties om alle beschikbare gegevens systematisch te gebruiken omwille van ‘privacy en beroepsgeheim’. We hebben netwerken en instellingen nodig die de beschikbare berg data verwerken tot nieuwe inzichten. Focus op innovatieve, veilige methoden om dit te doen met respect en bescherming van elk individu, eerder dan juridische barrières te bouwen die het gebruik van alle gegevens onmogelijk maken. Dat komt niet alleen de gemeenschap ten goede; het zal ook zorgen voor een goedkopere gezondheidszorg die geleidelijk steeds betere keuzes zal bieden voor elk individu. Co-creatie We moeten met andere woorden het hele model durven hertekenen. De huidige hoge prijzen van geneesmiddelen zijn het gevolg van ruim tien jaar onderzoek, inclusief de risico’s op mislukking, die de industrie alleen moet financieren. Dat kan anders indien we bereid zijn het reglementair keurslijf van de geneesmiddelenontwikkeling en de hele structuur van de bedrijfstak om te bouwen. De overgang van beloftevolle nieuwe behandelingen, meteen na de primaire fases van het onderzoek, naar de feitelijke uitrol ervan, is al aan het vervagen. Patiënten willen van bij de start bij de ontwikkeling betrokken worden en zijn bereid (zinvolle) risico’s te nemen als dat tot nieuwe, werkzame therapieën kan leiden. Artsen en apothekers kunnen vanuit de dagelijkse praktijk systematisch gegevens invoeren over elke behandeling. Zo kunnen ze ook sneller feedback krijgen over de beste opties, verfijnd al naar gelang het genotype van elke patiënt. Men kan jaren en miljarden afknippen van het huidige ontwikkeltraject, indien alle partijen bereid zouden zijn om samen te investeren in het valideren van beloftevolle behandelingen ‘in co-creatie’. De loodzware en uiterst enge normen van het klinisch onderzoek moeten aangevuld of vervangen worden door nieuwe methoden van (big) data mining. De gezondheidssector haalt daar nog de neus voor op, in plaats van creatief af te kijken van wat werkt in andere sectoren. Netwerk Moet een farmabedrijf nog verder research, productie en marketing blijven bundelen? Het kan efficiënter, indien aparte bedrijven zich telkens in één van deze activiteiten specialiseren. De geneesmiddelenmarkt wordt vrijer en gezonder wanneer elk bedrijf dan rechtstreeks onderhandelt met de ziekteverzekering. Die kan immers (apart) de rechten verwerven voor het gebruik van een nieuw ontwikkeld geneesmiddel, koopt de beschikbaarheid in van de benodigde hoeveelheden via een netwerk van gespecialiseerde producenten en verdelers en besteedt tenslotte de promotie uit, gefocust op optimaal gebruik, niet langer per merk of product, maar voor complete zorgtrajecten. De nodige inspraak van alle betrokken om die nieuwe aanpak maatschappelijk correct te laten verlopen, is al voorzien in ons land, want de financiers, de zorgverstrekkers en de patiënten zitten allemaal al aan de beheerstafel van de ziekteverzekering. Dirk BROECKX - 11 mei 2014 |