Home What do we offer ? Contact Video

TRAININGS

7/08/2011 - De toekomst ligt voor het rapen

Foresight en Scenario’s ontwikkelen om in de toekomst te kijken, is niet zo moeilijk als het lijkt. In de boekbespreking van volgende week zien we hoe het technisch in elkaar zit. Wat hier volgt is een voorbeschouwing, waarin tot tweemaal toe wordt aangetoond dat “the future already exists; it’s only distributed unevenly”. Dit is een verhaal over klinische apothekers buiten het ziekenhuis en de waarheid over het artsentekort.

De stukjes van de puzzel herkennen
De kunst (wetenschap?) om in de toekomst te kijken, om zich een beeld te vormen van de veranderingen die er aankomen, bestaat voor een behoorlijk deel uit het leren herkennen van stukjes en brokjes toekomst, die vandaag al bestaan. Al die puzzelstukjes kan je in een (nieuwe) context plaatsen zodat ze een coherent en plausibel toekomstbeeld vormen. Op deze manier bestaat de toekomst vandaag al een beetje. Maar de puzzelstukjes liggen wel her en der verspreid. Je moet er dus goed op letten, wil je ze niet missen.

De afgelopen weken herkende ik er twee: in de Standaard botsten de meningen van Marc Moens en Rufij Baeke over het artsentekort. En de distributie en consumptie van geneesmiddelen in rustoorden is ook een “hot topic” aan het worden. Beiden openen vensters naar de toekomst.

IVM, klinische apothekers en ouderenzorg
Individueel verpakte medicatie (IVM) via blister systemen (manueel verdeeld per week of maand) of in zakjes (per inname moment verdeeld door een robot) bestaan al een tijd, maar zonder wettelijke basis noch gepast vergoedingssysteem. Er wordt over gepraat, geëxperimenteerd en het reglementair kader krijgt (te?) langzaam gestalte.

“Voortgezette farmaceutische zorg” komt politiek ook steeds nadrukkelijker op het voorplan. Een federale parlementaire resolutie en Vlaamse studienota’s analyseren de problematiek van de geneesmiddelenvoorziening in rustoorden en RVT’s. Ze benadrukken de toegevoegde waarde van de apotheker volgens de krachtlijnen van “voortgezette farmaceutische zorg”. Dit veronderstelt dat de hele farmaceutische context van de patiënt geëvalueerd en geoptimaliseerd wordt, in het bijzonder de geneesmiddelenhistoriek (bvb. van de laatste 12 maanden), inclusief eventuele poly-pathologische problemen en de bredere context van voeding, hygiëne, preventie, wondzorg, enz.

Hardware en software
Deze benadering verlaat het huidige paradigma van de apotheker die “voorgeschreven verpakkingen van geneesmiddelen aflevert”. Voor het afleveren van de “hardware” was/is de apotheker traditioneel verantwoordelijk. Farmaceutische zorg focust meer op de “software”: alles wat je nodig hebt om het geneesmiddel rationeel en optimaal te gebruiken. De coördinatie met de voorschrijver en vooral de motivatie, informatie, gebruiksinstructies en “nazorg” die de patiënt nodig heeft om optimale therapeutische resultaten te bekomen. In ziekenhuizen wordt deze functie ingevuld door “klinische apothekers”, die nauw samenwerken met de rest van het zorgteam, aan het bed van de patiënt.

Knelpunten
De patiënt heeft zowel goede “hardware” als “software” nodig. En daar nijpt momenteel het schoentje. Om te beginnen wordt de publieke officina apotheker, zelfs met het nieuwe vergoedingssysteem, hoofdzakelijk “per afleverakte van een verpakking” betaald, waardoor de aanvullende “software” inspanningen – zeker van voortgezette farmaceutische zorg – onvoldoende gevaloriseerd worden. Dat remt de ontwikkeling van de nodige tools en protocollen af; de motivatie om kwaliteit en resultaten meetbaar te maken ontbreekt hierdoor ook.

Het nieuwe vergoedingssysteem moet dus op korte termijn doorgroeien, via substantiële verschuivingen binnen het macro-economische kader: de vergoeding “per verpakking” moet omlaag en incentives (forfaits, capitaties, vergoedingen per prestatie, P4P of P4Q) voor specifieke taken van farmaceutische zorg moeten substantieel omhoog.

Daarmee zal de patiënt snel “meer en betere software” krijgen, wat de kosten/baten verhouding van het geneesmiddelengebruik ten goede zal komen. Let wel: een betere therapietrouw zal de geneesmiddelenconsumptie verhogen, omdat “adherence” en dus “persistance” verbeteren. De farmaceutische industrie heeft er daarom alle belang bij deze evolutie van het apothekersberoep actief te ondersteunen.

Hardware en software in één pakket
Uiteindelijk moet farmaceutische zorg een taak op zich worden. In de politieke teksten en plannen praat men ervan om – naar analogie met wat in ziekenhuizen reeds bestaat – ook in rustoorden een soort klinische apothekers te voorzien. Het zou echter onzinnig zijn deze functie daar te scheiden van de levering van geneesmiddelen en wel om drie redenen:

  1. De vergrijzende Babybomers kunnen nooit in dezelfde mate in rustoorden opgenomen worden zoals dat vandaag gebeurt, want daar zal nooit genoeg plaats en zorg voor zijn. In mijn volgend MediPlanet TV interview (eind augustus) legt Lieven Annemans dit helder uit. Itinera heeft in “Het Grijze Goud” eveneens duidelijk gemaakt hoe zij langer thuis zullen (kunnen/moeten) blijven.
    In die thuissituatie zal de “klinische functie” even nuttig en noodzakelijk zijn als in het ziekenhuis, het RVT of het rustoord. Dat betekent dat de publieke officina apotheker deze farmaceutische zorg zal moeten leveren, samen met het afleveren van de nodige “hardware” van medicatie en aanverwante producten.
     
  2. Uiteindelijk is voor élke patiënt – van jong tot oud – die meer dan 4 of 5 geneesmiddelen gebruikt, voortgezette farmaceutische zorg van cruciaal belang. In veel gevallen zal IVM ook in de ambulante zorg zijn nut bewijzen. Het kan dus zeker geen kwaad om in rustoorden te beginnen, maar men mag deze evoluties niet beperken tot dat milieu.
     
  3. De meerwaarde van de apotheker in de toekomst zal niet meer in de logistiek van de aflevering van producten liggen, maar wel op het hoger beschreven vlak van (voortgezette) farmaceutische zorg. Er is echter geen onverenigbaarheid tussen beide functies (afleveren en begeleiden). Zeker niet wanneer de vergoedingsmassa de verschuiving volgt van de meerwaarde, weg van het afleveren van de “hardware” en meer gefocust op het leveren van “software” via farmaceutische zorg.

Ook een transformatie voor de overheid
De transformatie van het apothekersberoep zou eigenlijk moeten gekaderd worden in een context van efficiëntieverhoging, eerder dan van uitgavenbeheersing. De demografische evolutie die we in de zorg de volgende vijftien jaar moeten verteren, vereist immers een aanpak die alle betrokkenen moet mobiliseren en motiveren om met de beschikbare middelen maximaal (en dus efficiënt) gezondheid te produceren.

Uiteraard moeten de kosten daarbij onder controle gehouden worden, maar men zal ook moeten leren investeren (en dus extra geld te voorzien) in efficiëntere systemen, met meer IT, samenwerking; met meer gemeten kwaliteit en outcomes. Dat doel bereik je niet door de geldkraan dicht te draaien, wel door de beschikbare middelen in overleg verstandig te besteden en ook te investeren, waar nodig.

Artsentekort
Als toetje dus het tweede “venster op de toekomst”, namelijk de kortstondige media aandacht rond het “artsentekort”. Aanleiding was de RIZIV publicatie van een nieuwe lijst van 232 gemeenten waar er “te weinig” huisartsen zijn en waar hetImpulseo fonds een vestigingspremie van €20.000 per extra huisarts voorziet.

In het artikel in de Standaard (zie achteraan) hadden de artsenleiders kritiek op deze lijsten. Rufij Baeke beweerde dat de lijst amateuristisch opgesteld is, maar bevestigde dat een nijpend tekort aan artsen dreigt. Voor Marc Moens is er geen groot tekort omdat de criteria die het RIZIV hanteert voor het opstellen van de lijst te soepel zijn. Allicht hebben beiden op korte termijn gelijk.

Maar in de duiding van de Standaard rond dit dispuut wordt nergens het verband gelegd met een evolutie die inmiddels al volop op gang gekomen is: de stijgende zorgbehoeften van de vergrijzende Babyboomers zullen sowieso noch met de huidige zorgsystemen, noch met de beschikbare aantallen zorgverstrekkers gedekt kunnen worden. Het artikel doet alsof alleen de werkdruk, de lange werkdagen, de aantrekkelijkheid en de verloning van huisartsen een probleem zouden zijn. Er zal heus meer nodig zijn dan – naar Nederlands model – wat taken doorschuiven van de huisarts naar de verpleegkundige.

Indien we het volgende decennium aan de spits willen blijven staan van de gezondheidszorg en de ziekteverzekering, moeten we breder, creatiever en constructiever naar de toekomst durven kijken. Daarom dus volgende week een boek over “forsight”.

Dirk Broeckx – 7 augustus 2011

Klik hier voor:

De RIZIV pagina met de criteria en lijsten

De lijst van Aan Aalter tot Zutendaal: 232 gemeenten waar te weinig huisartsen zijn volgens de RIZIV norm

ONTVANGEN COMMENTAAR (10/8/11)

Dirk, je verwijst naar oa het doorschuiven van taken van huis arts naar verpleegkundige: "Er zal heus meer nodig zijn dan - naar Nederlands model - wat taken doorschuiven van de huisarts naar de verpleegkundige."

Ik wens hieraan toe te voegen dat de huisarts de opvolging van geneesmiddelen gebonden problematiek ook meer en meer kan toevertrouwen aan de huis-apotheker.
Door een goede samenwerking van dit trio: arts-verpleegkundige-apotheker, kan de thuisverblijvende patiënt goed opgevolgd worden, waarbij elkeen maximaal moet ingezet worden waar zijn competenties liggen.

Thierry De Heyn

 

BRON: De Standaard augustus 2011

BRUSSEL - De artsenverenigingen verschillen van mening of er een tekort is aan huisartsen. Wel hebben ze allebei kritiek op de jongste lijst met probleemgemeenten.


‘De situatie is ernstig. Er is een groot tekort aan huisartsen, en de komende jaren zal de uitstroom nog vermeerderen. Binnen vijf jaar moeten we met de helft van de artsen wachtdiensten draaien',zegt Rufij Baeke, ondervoorzitter van het Syndicaat van Vlaamse Huisartsen.

Volgens het Riziv is er in 232 gemeenten, dat betekent vier op de tien, een tekort aan huisartsen. Een jaar geleden ging het nog maar om 206 gemeenten, in 2008 zelfs maar om 125 gemeenten. Maar Baeke betwist de betrouwbaarheid van de lijst: ‘Vanuit Lokeren bellen ze me op: wij staan op de lijst, maar hier is helemaal geen huisartsentekort. Lokeren is een middelgrote stad met veel ziekenhuizen waar veel dokters in de kliniek aan huisartsengeneeskunde doen. En Knesselare, een dorp waarvan ik weet dat het al vele jaren een tekort heeft, staat nu pas op de lijst. Het Riziv baseert zich op een amateuristisch samengestelde lijst van huisartsen. Ze weten niet eens hoeveel huisartsen er in België actief zijn. Die lijst van 232 gemeenten is dus waardeloos. Er staan gemeenten op die er niet op horen te staan en andersom. Misschien is de situatie nog ernstiger dan nu lijkt.'

Marc Moens, de voorzitter van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten, pareert die kritiek. ‘Voor het Riziv is een huisarts een dokter die minstens één patiënt per jaar ziet. Dat zijn er 14.506. Daaruit zijn de 65-plussers gefilterd. Dan blijven er 12.310 over. Het is die lijst waarop het Riziv zich baseert.'



Eén dokter per 1.100 inwoners
Maar ook Moens heeft kritiek op de gepubliceerde lijst. ‘Er is helemaal geen groot tekort aan huisartsen. Slechts op sommige plaatsen en op sommige momenten. Aan de westkust bijvoorbeeld, of in Bütgenbach en dan nog vooral 's nachts en in het weekend.

 

Maar zeker niet in al die 232 gemeenten. Ik heb verschillende van die gemeenten opgebeld en zij ontkennen dat er een probleem is.'

‘De norm die het Riziv hanteert, is 1 huisarts op 1.100 inwoners. In een weinig bevolkt gebied gaat het zelfs over één huisarts op 800 inwoners. Gemeenten die dat niet halen, hebben volgens het Riziv een tekort aan artsen, maar die norm is veel te soepel. In Nederland rekent men 1 huisarts op 2.000 inwoners, mijn Ierse collega's zijn jaloers op het aantal huisartsen dat we hier hebben. Bovendien is de bevolking in België de jongste jaren erg gegroeid. Als dan het aantal huisartsen gelijk blijft, krijg je natuurlijk ook een aantal gemeenten die plotseling een tekort blijken te hebben.'



Groepspraktijken


Baeke blijft erbij dat het beroep van huisarts door de overheid aantrekkelijker gemaakt moet worden omdat de meerderheid van de studenten geneeskunde nog altijd voor specialisatie kiest. ‘Minder zinloze administratie, de inhoud van het beroep opwaarderen, zorgen dat patiënten net als bij de spoed gratis naar de dokter kunnen dankzij hun Sis-kaart, waardoor de huisarts door het ziekenfonds betaald wordt. Dan zal het aantal huisartsen wel toenemen. Kijk maar naar de verpleegkundigen, waar ook een tekort was. Toen men het beroep aantrekkelijker maakte, onder meer door een hogere verloning, steeg het aantal studenten ook behoorlijk.'

Er zijn wel al een aantal maatregelen genomen. De uiterst lange werkdagen van huisartsen worden meer en meer opgevangen door groepspraktijken. Huisartsen verdienden heel wat minder dan specialisten, maar sinds enkele jaren is de vergoeding behoorlijk opgetrokken. In de opleiding geneeskunde werd het niet echt gestimuleerd om voor huisarts te kiezen, maar ook daar is een kentering in gekomen.

In Nederland werkt een pak minder huisartsen, maar daar doen verpleegkundigen een deel van het werk van de huisartsen. Misschien een optie voor België.


 Test Link


‹‹Back






Copyright © 2024 Dirk Broeckx – All rights reserved.
Privacy beleid | Sitemap
Webontwikkeling Siteffect